Negentien fracties in de Kamer: help, de lobbyist verzuipt! Lees hier het volledige interview met Rob Meines.

21 jun 2021

Dit artikel is verschenen in Het Financieele Dagblad van 21 juni 2021.

https://fd.nl/economie-politiek/1388312/negentien-fracties-in-de-kamer-help-de-lobbyist-verzuipt

Lees hieronder het volledige interview met Rob Meines.

  1. Wat betekent de versplintering van het politieke landschap voor jullie als lobbyisten?

Daar zitten twee aspecten aan:

Ten eerste betekent dit dat de voorspelbaarheid kleiner wordt over de uitkomst van een debat over een bepaald thema dat voor een opdrachtgever van belang is. In een situatie met minder fracties ken je wel ongeveer de gedachten en kun je redelijk tevoren zeggen hoe een fractie gaat stemmen. Dat geldt nu minder, doordat er meer fracties zijn. Van hun hoofdthema (emigratie, racisme, milieu, EU, corona bijvoorbeeld) weet je wel wat ze zeggen, maar van andere thema’s niet. Dat moet je dus uitzoeken en daarbij kun je ook dan nog worden verrast, omdat ze op een laat moment van mening veranderen. Dat is verder ok uiteraard, maar het maakt ons werk wat intensiever.

Daarbij kan er in de huidige Tweede Kamer op heel veel verschillende manieren tot 76 geteld worden, waarbij het zwaartepunt bovendien naar rechts is opgeschoven. Dat is al verschillende keren gebleken tijdens stemmingen.

Het tweede aspect gaat wat dieper: Er is altijd al sprake van veel versplintering in de Tweede Kamer. De macht en invloed van de ‘woordvoerders’ in de fracties is heel groot in Nederland. Zeker in de grotere fracties wordt erg veel aan de woordvoerders op een bepaald thema overgelaten. Zij of hij bepaalt in feite wat de fractie stemt; in veruit de meeste gevallen volgt de fractie hen. Hier geldt vaak: bemoei je niet met de keuze van een collega-fractielid, want dan gaat zij/hij zich ook met jou bemoeien. Maar behalve dit ‘non-interventiebeginsel’ en het aspect fractiediscipline is het ook in het belang van die woordvoerders zelf. Hij of zij wil als woordvoerder (van bijvoorbeeld Sociale Zaken) met andere woordvoerders op dat terrein afspraken en deals kunnen maken, waarbij hij er dan wel op moet kunnen rekenen dat zijn fractie hem niet laat zitten.

Je moet dus vooral weten wat de woordvoerder vindt. Voor een paar fracties geldt dat minder, daar wordt meer gezamenlijk besloten. Bijvoorbeeld GroenLinks en SP. Bij de PVV beslist uiteindelijk altijd de fractievoorzitter.

2. Wat verandert er aan het werk?

Zie ook beantwoording vraag 1. Daar komt bij dat in de kleinere en eenmansfracties logischerwijs minder ‘specialisten’ op bepaalde terreinen zitten, mensen die al veel kennis hebben van details. Dat betekent dat we bij lastige thema’s de dingen meer en begrijpelijker moeten toelichten. Dat geldt niet alleen voor technisch lastige thema’s, maar ook voor onderwerpen die in een EU-context of in een internationale of geopolitieke context moeten worden gezet. Denk aan de energietransitie of de toekomst van de voedselvoorziening. Dat vraagt veel van onze voorbereiding.

3. Is er verschil in benadering van de nieuwkomers in de Tweede Kamer en de gearriveerde partijen?

Uiteraard moeten de nieuwkomers ons en ons werk leren kennen, als ze daar niet al kennis van hadden uit een gemeenteraad, als politiek assistent of in een ambtelijke functie. Bovendien moeten ze de mores van de Tweede Kamer leren kennen, zeker als het om compleet nieuwe fracties gaat en ze geen collega’s hebben die al in de Kamer zaten. Dit is een fenomeen dat zich elke vier jaren herhaalt en is op zichzelf niet nieuw voor ons, het hoort bij de democratie. Voor ons geldt hetzelfde als voor de vele ambtenaren in de ministeries die ineens met nieuwe Kamerleden te maken krijgen van wie ze niet precies weten hoe deze op de voorstellen en brieven van hun bewindspersonen reageren.

4. Staan de nieuwkomer meer open voor jullie input en voor afspraken met jullie klanten of juist niet?

Wij hebben in het algemeen niet te klagen over de bereidheid van Kamerleden, ook de nieuwe, om informatie op te nemen, als je dat zo objectief mogelijk doet. Als je hen verkeerde of gekleurde informatie geeft dan lig je er snel uit. Nieuwelingen moeten wij soms vertellen hoe zijn of haar voorganger over bepaalde zaken dacht. Dat doen we dan, ook al is dat niet altijd in ons voordeel. Dat is de onuitgesproken deal die je maakt wanneer je met een Kamerlid spreekt: je geeft zuivere informatie en je laat alle aspecten aan het licht komen.

5. Wat betekent het feit dat het kabinet demissionair is en een nieuwe tweede kamer er zit voor jullie werk?

Ook daar zitten meer aspecten aan.

Ten eerste komt een aantal belangrijke thema’s in een demissionaire periode stil te liggen, waar onze opdrachtgevers echt op uitsluitsel zitten te wachten van een Kameruitspraak of van het wel of niet indienen door een bewindspersoon van een nieuwe wet. Die thema’s zijn controversieel verklaard door de Kamercommissie. Dat kan een half jaar of langer oponthoud betekenen, want de nieuwe minister of staatssecretaris zal ook meestal niet op de eerste werkdag als missionair bewindsman het thema oppakken. Hij wil wellicht daar nog een maandje of twee of langer op kauwen. Aan de andere kant komt het ook voor dat een opdrachtgever een voor hem onaangename beslissing wil voorkomen, en dan kan een half jaartje controversieel-zijn van het thema juist een pluspunt zijn.

Een tweede aspect is, dat ambtenaren in een demissionaire periode in de praktijk meer te zeggen hebben over thema’s. De minister moet voorzichtig optreden omdat hij demissionair is of omdat hij tijdelijk is vervangen door iemand die de thema’s minder goed kent of omdat hij in een verkiezingscampagne is verwikkeld of in een langdurige kabinetsformatie. Sommige dingen moeten toch doorlopen; je moet het dan dus doen met ambtenaren, die dat in onze ervaring in Nederland toch integer doen en zelden hun hand overspelen.

Een derde aspect is dat als de grote zaken controversieel zijn er veel kleine zaken worden geregeld, zodat een (nieuw) Kamerlid of een minister dan toch nog wat profiel krijgt. Enerzijds wordt bijvoorbeeld de eis gesteld dat er 60 gigawatt aan wind op zee bij moet komen (dat is zaak voor de formatie), maar als dan blijkt dat daarvoor als consequentie een kabel over Schiermonnikoog moet lopen, gaat de zaak ineens toch op slot. Dat punt van de discussie is namelijk niet controversieel verklaard.

6. De roep om een nieuwe bestuurscultuur – wat betekent dat voor jullie werk.

Tsja, dat is nogal een thema. Wanneer je zoals ik veel buiten Nederland werkt en hebt gewerkt dan komt de hele discussie over dualisme zoals die op dit moment in Nederland wordt gevoerd geregeld wat vreemd op je over.

Hoe dan ook zijn openheid en transparantie van de besluitvorming goed voor ons werk. Het betekent ook dat beslissingen vaker waarneembaar in de Kamer tot stand komen en niet in coalitieoverleg.

In feite worden in Nederland vrijwel alle grote beslissingen genomen in een samenspel van bewindspersoon en zijn of haar Vaste Kamercommissie(s). Dat gebeurt in urenlange, zeer intensieve sessies, waarin alle meningen aan bod komen en amendementen en moties worden aangekondigd en besproken. Elk detail komt aan bod in een openbare en via het internet gestreamde bijeenkomt, in aanwezigheid van publiek, journalisten en camera’s. Iedere burger kan precies weten wat een Kamerlid vindt en besluit.

In Duitsland bijvoorbeeld zijn dergelijke commissievergaderingen slechts bij uitzondering openbaar. In Duitsland en ook in het Verenigd Koninkrijk zijn de ministers en staatssecretarissen (in Londen zijn dat er heel veel, wel zestig of zo) bovendien ook allemaal gelijktijdig lid van het parlement; ze zitten dus ook in de fractievergaderingen. In Nederland niet; dualisme is daardoor al op voorhand gegeven.

Openheid en transparantie zijn dus goed, maar in combinatie met het feit dat er binnen de Kamer op heel veel manieren een meerderheid kan worden bereikt én momenteel een zekere dominantie van rechts waarneembaar is, dreigt toch weer een dikker regeerakkoord en een wat krampachtige coalitie die niets aan het toeval wil overlaten. Ook als iets meer dominantie van links te verwachten is, wanneer GroenLinks én PvdA tot de coalitie zouden toetreden, mag je verwachten dat VVD en CDA veel zaken op voorhand willen vastleggen. In die zin belooft de lange en moeizame kabinetsformatie nog niet veel goeds voor het tot stand komen van een regeerakkoord op hoofdlijnen en een minder dwingend coalitieoverleg, zoals Tjeenk Willink voorstelde.

Uiteraard zegt dit alles niets over de grote fouten die bijvoorbeeld in de kindertoeslagaffaire zijn gemaakt. Maar of dat iets te maken heeft met dualisme is de vraag. Het is meer een zaak van onderling vertrouwen en aan de kant van het parlement ook met het stoppen van de geldende afrekencultuur: er is een fout gemaakt en dus moet er iemand verantwoordelijk worden gesteld die moet aftreden. In een soort van dagelijks samenspel met de media wordt onophoudelijk naar schuldigen gezocht, waardoor ministers en ambtenaren zich gedwongen voelen weinig te zeggen en bij hun voorbereidingen minder op te schrijven.

7. De kijk op het grote bedrijfsleven is veranderd in Den Haag. Wat betekent dat voor jullie werk?

Er heerst inderdaad wantrouwen jegens het grote bedrijfsleven, zeker sinds het debat over de afschaffing van de dividendbelasting. Maar ook tegen het kleinere bedrijfsleven. Alleen start-ups zijn nog populair, eventueel scale-ups, maar je moet niet te groot worden. Op basis van verkiezingsprogramma’s (ook van vermoedelijke coalitiepartijen) dreigen fikse lastenverzwaringen voor het gehele bedrijfsleven.

Steun voor het mkb wordt grotendeels met de mond beleden; kleine ondernemers mogen bijvoorbeeld niet meer lenen van hun bedrijfje dat ze over twintig, dertig jaar hebben opgebouwd en een overdracht aan hun opvolgers wordt steeds moeilijker gemaakt zonder dat eerst alles met de fiscus is afgerekend.

Daar komt nog bij dat bedrijven en hun topmensen toenemend worden gecriminaliseerd, door de politiek en ook in strafprocessen en (de facto) bij de civiele rechter.

Vanuit ons zicht als degenen die dagelijks te maken hebben met de politieke problemen waar grote en kleine ondernemingen voor staan, ziet het eruit alsof de politiek de tak zit door te zagen waar we met z’n allen op zitten. Iedere euro die op het Binnenhof wordt uitgegeven moet immers eerst in de economie worden verdiend.

Integer en redelijk belasting betalen, ja, uiteraard, maar het is verkeerd om elk bedrijf als een potentiële belastingontduiker neer te zetten.

Dan ontstaat een situatie als bij de kindertoeslagaffaire, waarin ook iedereen op voorhand als crimineel werd gezien tenzij hij zelf in een wirwar van regels, onduidelijke normen en stapels in te vullen documenten het tegendeel kon bewijzen.